
Op een dag besloot een machtig samoerai zijn spirituele kennis te verdiepen. Hij ging op pad en wou een boeddhistische monnik bezoeken die als kluizenaar hoog in de bergen leefde. Zodra hij hem had gevonden, stelde hij zich voor hem op en gebood: “Leer mij wat HEMEL en HEL zijn”. De oude monnik keek langzaam op naar de voor hem staande samoerai. Hij keek hem van kop tot teen spottend aan. “Jou leren”, vroeg hij? “Je moet wel erg dom zijn als je denkt dat ik jou iets kan bijbrengen. Bekijk jezelf eens, je bent ongeschoren, stinkt uit je bek en je zwaard is roestig”. De samoerai schuimbekte van woede. Hij trok zijn zwaard om deze belachelijke opgeblazen voor hem zittende dwerg te onthoofden. “Dat”, zei de monnik rustig “is de hel”!
De samoerai liet zijn zwaard vallen. Hij was totaal verbluft. Dan zag hij de waarheid van deze wijze woorden in. Hij schaamde zich voor zijn misplaatste fierheid en zijn neiging tot blinde haat en geweld. Tenslotte ervoer hij een diepe genegenheid voor de oude man. Dat deze mens zijn leven op het spel had gezet om hem, een complete vreemdeling dergelijke verheven wijsheid bij te brengen, vervulde zijn hart met liefde en medeleven. Tranen van vreugde sprongen uit zijn ogen. “En dat”, zei de monnik “is de hemel”.